Gifkikkeranatomie

Gifkikkeranatomie

Het bouwplan van volwassen gifkikkers is sterk gelijkend aan dat van alle andere padden en kikkers. Ze hebben een goed ontwikkeld skelet en stevige spieren om zich op het land goed te kunnen verplaatsen. De achterpoten van de soorten die zich tussen de rotsen van sterk stromende beken ophouden zijn dikker dan die van klimmende en bodembewonende soorten. Gifkikkers hebben vijf tenen en vier vingers waartussen soms vliezen aanwezig zijn. De vliezen verraden dat de kikkers regelmatig het water induiken. Aan de voeten is de vierde teen meestal flink langer dan de andere tenen. De derde vinger van de hand is eveneens langer dan de andere vingers en bij sommige soorten is deze alleen bij de mannetjes verdikt. Die verdikking zou een rol kunnen spelen bij het omklemmen van het vrouwtje tijdens de paring. De bek van de kikkers bevat in een aantal soorten goed ontwikkelde tanden, bijvoorbeeld bij soorten uit het geslacht Phyllobates. De kikkers hebben een relatief korte tong, die alleen bij soorten uit het geslacht Anomaloglossus een haakje bevat. Hun prooien vangen ze door met hun bek naar de prooi toe te bewegen en de tong maar kort uit te steken. De korte tong en veelal afwezigheid van tanden duidt op een aanpassing voor het eten van kleine voedseldieren. Mannetjes hebben een goed ontwikkelde kwaakblaas die bij het roepen zichtbaar wordt. Kleine sneetjes of een vale plek op de keel kunnen gebruikt worden als kenmerk om mannetjes te herkennen. Vrouwtjes van de meeste gifkikkersoorten zijn enkele millimeters groter dan de mannetjes en hebben een iets voller achterlijf. Zeker wanneer de vrouwtjes goed ontwikkelde eieren bij zich dragen, wordt het lichaam peervormig in vergelijking met het iets rechtere lichaam van het mannetje. Bij een aantal Dendrobates-soorten kunnen de uiteinden van tenen als betrouwbaar kenmerk voor het geslacht van de kikker worden gebruikt. Mannetjes hebben verbrede hartvormige uiteinden van hun tenen, bij vrouwtjes zijn deze smal (Rojas & Endler, 2013).

De rugpatronen van zowel gekleurde als bruine gifkikkers zijn opgebouwd uit een basisplan van lijnen. Een eerste lijn loopt over het midden van de rug. Parallel daaraan loopt er vanuit de liezen van de achterpoten aan elke zijde een lijn over de rand van de rug die meestal op het puntje van de neus samenkomen. Ook op de flanken tussen de voor- en achterpoten kan een lijn aanwezig zijn. Eveneens loopt er een lijn van de aanzet van de voorpoten tot aan de lip. Variatie in het uiterlijk van gifkikkers wordt voor een groot deel bepaald door het aan- of afwezig zijn van de lijnen, de dikte en de kleur van de lijnen. De lijnen kunnen onderling verbonden raken of zelfs zo breed zijn dat ze samensmelten en de hele kikker kleuren. Het buikpatroon is uniform of gestippeld en is niet zelden van een andere kleur dan de rugtekening. Ook de poten kunnen afwijkend van kleur zijn ten opzichte van de lijnen op de rug en hebben een uniform gekleurd, gestippeld of geband uiterlijk. Op de schouders, in de liezen en op de bovenbenen kunnen felgekleurde vlekken aanwezig zijn die de kikkers lijken te gebruiken als signaal om roofdieren af te schrikken.

De vrijzwemmende larven van gifkikkers lijken in hun anatomie op dikkopjes van onze inheemse kikkers. Ze zijn meestal bruin tot zwart van kleur en hebben een goed ontwikkelde staart. Deze bestaat uit een dikke spierbundel en een tenminste even zo hoge vin die boven en onder de spierbundel ongeveer even groot is. De monddelen van de larven verraden wat ze eten en geven meer inzicht tot welk geslacht of zelfs soort ze behoren (Sánchez, 2013). De naar beneden gerichte monddelen bestaan uit een verharde keratinekaak en een boven- en onderlip bezet met borstelvormige rijen van kleine tanden. De omnivore larven hebben een sterker ontwikkelde keratinekaak om voedsel in stukken te kunnen bijten. De plantenetende larven hebben meerdere rijen van borstelvormige tanden op hun lippen om voedsel, zoals algen, van oppervlakten te kunnen schrapen. De larven van het geslacht Silverstoneia hebben een naar boven gerichte mond waarmee ze voedsel op het wateroppervlak kunnen verzamelen. Enkele gifkikkersoorten wijken verder af van deze anatomie door bijvoorbeeld een haast crèmewitte kleur (Ranitomeya imitator) of een bijzondere directe ontwikkeling zonder vrijzwemmend stadium.

Printen
Back To Top