Oophaga granulifera

Oophaga granulifera (Taylor 1958)

19-22mm Sterk gegranuleerde pumilio achtige kikker. De rug en voorpoten zijn goudgeel, oranje, rood of groen van kleur. De achterpoten en flanken kunnen helder blauw van kleur zijn, maar deze blauwe tekening kan gereduceerd zijn tot enkel de voeten of geheel afwezig zijn. De huid van de kikkers is bezaaid met wratjes. De buikzijde is vaal blauw, blauwgroen of crème wit van kleur. Het oor (tympanum) is duidelijk zichtbaar.

Geografische variatie:

De typische rood blauwe variant komt voor in Palmar Norte, Piedras Blancas, Golfito en op Peninsula Osa. De goudgele tot groene varianten komen voor ten noorde van Quepos en in het Talamanca gebergte.

Roep: Chirp roep vergelijkbaar met die van O. pumilio 

Verspreiding:

O. granulifera komt voor in Costa Rica van de Golfito noordwestelijk richting de Rio Damitas inclusief de gebieden ten noorden van de Rio Diquis, Puntarenas. Alle populaties zijn gevonden tussen de 50 en 700 meter boven zeeniveau.

Ecologie:

De kikkertjes leven voornamelijk op de bosbodem tussen het afgevallen blad, maar worden ook gevonden op dunne stammetjes enkele meters boven de grond. De mannetjes kunnen op vertakkingen van dunne boompjes worden gevonden, veelal in gebieden met kleine beekjes. Bromelias zijn in deze laagland regenwouden afwezig of schaars. In deze bossen is de temperatuur met 20-25 graden relatief laag. De legseltjes van 2 tot 5 eitjes worden tussen het afgevallen blad gelegd. De vrouwtjes vervoeren de kikkervissen op hun rug naar poeltjes in bladoksels van Diefenbachia longispata en Heliconia soorten. De kikkertjes lijken tijdens de drogere tijd een voortplantingspauze te hebben.  

Het terrarium:

Het lijkt aan te raden om de terraria niet te klein te kiezen. Meyer (1992), die ze met veel succes kweekte, gebruikte terraria van ca. 80 x 40 x 40 cm.

Het terrarium voor O.granulifera moeten we inrichten zoals voor de meeste andere gifkikkers: vochtabsorberend materiaal op de wanden (varenwortel is het beste); turf en/of bladeren en/of varenwortel op de bodem. Enkele stukken kienhout of een boomstronkje van eikenhout en diverse bromelia’s completeren de inrichting. Zorg voor een hoge luchtvochtigheid door te sproeien of te nevelen.

Temperatuur:

Temperaturen overdag tot 25 C. ’s nachts dalend naar 20’C.

Groepsgewijs/paarsgewijs:

Koppels of trio’s zijn voor de kweek het meest aan te raden. De dieren zijn erg territoriaal.

Eieren:

Het mannetje verzorgt de legsels, 2-5 eieren groot. De eieren komen na ca. 19 dagen uit en worden door het vrouwtje (!) naar bladoksels, filmkokertjes en soortgelijke watertjes gebracht, een per keer. Zij keert daarna ook regelmatig naar de larven terug om de larven met onbevruchte eitjes te voederen.

Overige kweekinformatie:

De larven metamorfoseren na 87-212 dagen (zie Meyer, 1992 en 1993 voor gedetailleerde gegevens).

Reacties zijn enkel zichtbaar voor geregistreerde gebuikers.
Back To Top