Oophaga vicentei

Oophaga vicentei (Jungfer, Weygoldt and Juraske 1996)

19-22 mm Kleine soort sterk lijkend op O. pumilio, maar veel fragieler gebouwd en met sterkere granulatie (wratjes) van de huid. Net als O. pumilio is deze soort variabel van kleur, maar zijn de meeste populaties uniform geel, groen, rood of blauw van kleur. Enkele populaties hebben de rug bezaaid met zwarte vlekken van divers formaat. De buikzijde is valer van kleur dan de rug en kan eveneens zwarte vlekken hebben.

Geografische variatie:

Iedere populatie heeft haar eigen karakteristieke kleur en tekening. De soort is relatief onbekend en van veel van de kleurvarianten is er geen duidelijke melding gemaakt van de vindplaats.

Roep: Lijkt sterk op de chirp roep van O. pumilio  

Verspreiding:

Cordillera Central, Provincia de Coclé, Panama. Ten minste gevonden in El Valle, El Cope en Santa Fé op 800 tot 1000m boven zeeniveau.

Ecologie:

O. vicentei leeft in de boomkronen van zeer nat nevelwoud waar ze sterk gebonden zijn aan de bromelias die op grotere hoogte in de bomen groeien. In gedrag komen ze vermoedelijk overeen met de meer aan de bosbodem gebonden zustersoort O. pumilio. De legseltjes bestaan uit een vijftal grotere zwartbruine eitjes, die op de bladeren van bromelias worden gelegd. De mannetjes verzorgen deze eitjes, maar vrouwtjes verplaatsen de kikkervissen naar kleine poeltjes in de bromelias in de bomen. Ze keren eens in de zoveel tijd terug om onbevruchte eitjes te voeren. De kikkervissen zitten ieder in een apart poeltje en zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van deze voedseleitjes.

Het terrarium:

Een hoge met bromelia’s beplante bak is de beste keuze. 50x50x70 lijkt hiervoor een mooie maat.

Temperatuur:

Te houden bij ca 24 tot 26°C.

Groepsgewijs/paarsgewijs:

Paarsgewijs

Eieren:

De legsels worden in klonten van gelei gevormd zoals in Phyllomedusa-nesten.

Reacties zijn enkel zichtbaar voor geregistreerde gebuikers.
Back To Top