Phyllobates

Phyllobates

Phyllobates Duméril & Bibron, 1841
 

 

Het geslacht Phyllobates is al sinds 1978 (Myers et al.), met slechts 5 soorten, niks meer veranderd. Het zullen er echter nog zeker 6 worden, met een op hand zijnde beschrijving van een kikker die vooralsnog door het leven gaat als Phyllobates sp. aff. aurotaenia.  Tot 1978 heeft het geslacht uit nog vele andere gifkikkers bestaan die nu zijn onderverdeeld in de geslachten Allobates, Ameerega en Epipedobates.

Kenmerken: Het geslacht bevat zowel kleine soorten van slechts 21 tot 24 mm (P. lugubris) als grote soorten tot wel 47 mm (P. terribilis). Allemaal zijn het dagactieve bodembewoners. Ze zijn fel gekleurd, en bevatten (soms zeer sterk) huidgif. Vrouwtjes leggen grote legsels van 10 tot wel 30 eieren tussen bladeren op de bosbodem, er is geen amplexus, en de larven worden allemaal in één keer door het mannetje getransporteerd naar een poeltje op de bosbodem. De larven zijn omnivoor en vertonen geen kannibalisme. Uniek onder gifkikkers is het in dit geslacht voorkomende batrachotoxine, een uitermate sterk gif welke door de Naonamá Chocó en Emberá Chocó indianen uit west Colombia gebruikt werd (en mogelijk nog steeds word) als gif op hun blaaspijppijltjes.

Verspreiding: De verspreiding van soorten uit dit geslacht beperkt zich tot de regenwouden van Colombia (Chocó regio ten westen van de Andes), Panama en Costa Rica.

 


Phyllobates:

  • Phyllobates auroteania (Boulenger, 1914)
  • Phyllobates bicolor Dumeríl & Bibron, 1841
  • Phyllobates lugubris (Schmidt, 1857)
  • Phyllobates terribilis (Myers, Daly & Malkin, 1978)
  • Phyllobates vittatus (Cope, 1893)

 

 


Geciteerde literatuur:

  • Myers, C.W., Daly, J.W. & Malkin, B., 1978, A dangerously toxic new frof (Phyllobates) used by Emberá Indians of western Colombia, with discussion of blowgun fabrication and dart poisoning. Bulletin of the American Museum of Natural History New York, 161, 309-365

.

Printen
Back To Top