Dagactief

Dagactief

Nagenoeg alle soorten Dendrobatoidae zijn dagactief. Slechts van Aromobates nocturnus is bekend dat deze volledig nachtactief is. Vele soorten zijn echter behalve dagactief ook actief in de vroege ochtend- en avonduren wanneer het donker is (Hilje & Yglesias, 2009). Zo laten mannetjes al vroeg in de ochtend hun roep horen. Daarnaast is ook van enkele soorten uit de geslachten Anomaloglossus, Colostethus en Mannophryne bekend dat ze soms midden in de nacht actief zijn. 

Activiteit van gifkikkers wordt gedreven door licht, temperatuur en vooral luchtvochtigheid (Kats et al., 2012). Bij hoge luchtvochtigheid kunnen de meeste gifkikkers worden waargenomen en is er voortplantingsactiviteit. Over het verspreidingsgebied van gifkikkers varieert het klimaat dat bepalend is voor het jaarlijkse activiteitspatroon. In gebieden zonder duidelijke droge tijd, bijvoorbeeld aan de westzijde van de Colombiaanse Andes, zijn de dieren gedurende het gehele jaar even actief, en is er geen duidelijk afgebakende voortplantingstijd. Anders is dit in gebieden met één (bijvoorbeeld de Caribische kust van Midden-Amerika) of twee (bijvoorbeeld de Centraal‑Braziliaanse hooglanden) duidelijke droge tijden, waarbij de dieren zich terugtrekken op vochtige plaatsen, verminderde activiteit vertonen en de voortplanting staken. Als de hoeveelheid regenval, en daarmee de luchtvochtigheid, toeneemt in de natte tijd, neemt de activiteit aanzienlijk toe. In de vroege ochtenduren, wanneer de luchtvochtigheid hoog is, gaan de kikkers actief op zoek naar voedsel en laten mannetjes gewillig hun roep horen. In de middaguren neemt de activiteit van veel soorten af wegens oplopende temperaturen en een dalende luchtvochtigheid. De dieren trekken zich dan terug tot de warmste uren voorbij zijn en vertonen later in de middag weer meer activiteit. Met het toenemen van de luchtvochtigheid wordt door veel soorten in de namiddag en avond het roepen hervat, soms tot na zonsondergang. Waar de dieren zich overdag bevinden is zeer soortafhankelijk. De soorten die volledig vertrouwen op hun giftigheid en opvallende kleuren (of mimicry als ze niet of nauwelijks giftig zijn) begeven zich op open plaatsen soms in direct zonlicht. Andere soorten leiden een meer teruggetrokken bestaan en begeven zich slechts op open plaatsen in de directe nabijheid van vluchtroutes in de vorm van vegetatie, bladafval, stronken en stenen waaronder ze kunnen schuilen, maar ook in de nabijheid van water. Vooral soorten uit de geslachten Rheobates, Aromobates, Mannophryne, Colostethus en Hyloxalus worden vaak roepend aangetroffen op open plaatsen langs oevers of op stenen die uit het water steken. Bij verstoring duiken ze enige tijd onder water waar ze zich verschuilen. Tijdens regenbuien trekken gifkikkers zich terug in hun schuilplaatsen of klimmen ze naar een verhoogde plaats, mogelijk om te voorkomen dat ze worden weggespoeld door hevige regenval. Direct na regenbuien zijn de dieren zeer actief door de verhoogde luchtvochtigheid.

’s Nachts trekken de meeste soorten gifkikkers zich terug op een beschutte plaats om te slapen. Beschutte plaatsen op de bosbodem of aan de oever van beekjes worden gebruikt door de meeste Aromobatidae, maar ook soorten uit de geslachten Silverstoneia, Colostethus, Hyloxalus, Phyllobates en Dendrobates zoeken deze beschutte plekken op. Soorten uit de overige geslachten trekken zich doorgaans in de vegetatie terug. Bladoksels van diverse plantensoorten en overhangende bladeren zijn geliefde schuilplaatsen voor de nacht. Niet alle soorten trekken zich volledig terug in de nacht, deze kunnen open en bloot slapend op een blad worden aangetroffen. Vooral de Ameerega-soorten staan erom bekend te slapen op bladeren die enkele centimeters tot op ongeveer een meter hoogte van de bosbodem hangen.

 

Printen
Back To Top