Andinobates claudiae

Andinobates claudiae (Jungfer, Lötters, and Jörgens 2000)

13-16 mm Kleine donker bruine tot zwarte kikker met twee helder witte, gele, oranje tot groenige dorsolaterale strepen. Enkele populaties hebben een metallic groene glans over het midden van de rug en kop. De voorpoten zijn lichter van kleur dan de achterpoten en zijn typisch zwart met oranjebruin gemarmerd. De buikzijde is gemarmerd in zwart met blauwwit.

Geografische variatie:

De verschillende populaties zijn divers in de breedte en kleur van de dorsolaterale strepen.

Roep: Een zachte chirp roep

Verspreiding:

Bocas del Toro, Panama ten minste op de eilanden Popa, Colón, Bastimentos, Cayo Agua en bekend van het vaste land rond Almirante en Cerro Brucho.

Ecologie:

Bewoner van de bosbodem in primair en meer gecultiveerde bossen veelal dicht langs de kust. In deze gebieden is er weinig licht op de bodem. De ondergroei bestaat uit Heliconia en Dieffenbachia. De legseltjes van 2 tot 4 eitjes worden tussen het blad gelegd en de kikkervissen worden door de mannetjes op hun rug naar poeltjes in afgevallen palm schubbladen gebracht. De kikkervissen zijn omnivoor en niet kannibalistisch.

Het terrarium:

De dieren moeten in niet al te grootte terraria gehouden worden, omdat dit het voeren moeilijk maakt. Gunstig zijn terraria van circa 30x30cm bodemoppervlak.

Temperatuur:

De temperatuur moet niet boven 28°C uitkomen, aangezien de dieren in de schaduw van de bladlaag leven waar de temperatuur niet boven 26°C uitkomt. Een temperatuur van 24-26°C lijkt optimaal te zijn.

Groepsgewijs/paarsgewijs:

Per terrarium kunnen een paartje of een mannetje met twee vrouwtjes gehouden worden. In grotere terraria eventueel meerdere maar dat maakt de voedselvoorziening moeilijk.

Eieren:

In filmkokertjes worden  2 tot 4 eieren afgezet. Helaas hebben de eieren zich tot noch toe niet ontwikkeld, daarom is helaas over de verdere broedzorg niets bekend. Kleine bromelia’s dienen in de natuur als afzetplaats voor de larven.

Overige kweekinformatie:

De dieren zijn voornamelijk actief op de bodem, die met blad bedekt dient te zijn. De dieren zijn niet schuw en ondanks de bladlaag goed te observeren, omdat ze zeer actief zijn. In het biotoop werd een bezetting van ongeveer 2-3 dieren per vierkante meter aangetroffen. 
Over het broedgedrag  is nog niet veel bekend, maar zal waarschijnlijk vergelijkbaar zijn met dat van R. fulgurita. De dieren lijken uitsluitend bewoners van de bladlaag te zijn en zetten hun larven af in met water gevulde bladeren. De dieren zijn in Duitsland legaal aanwezig en kweekverslagen worden verwacht.

De luchtvochtigheid moet boven 80% liggen, maar enkele drogere plaatsen moeten aanwezig zijn en de bodem mag niet te nat zijn.

R. claudiae is de kleinste pijlgifkikker en kan alleen voedseldieren aan zoals springstaarten en grasmijt. Ook kleine fruitvliegen worden niet gegeten.

Printen
Back To Top